Ik hou van mijn Kurdische groenteman. Als ik bij de Albert Heijn kom, kijkt de kassière nooit in mijn ogen. Ze laat de producten langs de scanner gaan terwijl ze met de kassière achter haar praat over haar vriendje die gisteren weer niet heeft gebeld. Ze zegt alleen dingen tegen mij als ‘spaart u postzegels?’ of ‘Bonus’ of ‘Actie’. En bovendien zegt zij hetzelfde tegen iedereen. Mijn Kurdische groenteman kijkt me in de ogen en praat alleen tegen mij en speciaal voor mij bedoelde dingen. Ook al zit het me soms een beetje dwars dat hij helderziende is.
Gisteren stond er een grote Hollandse man voor mij voor de kasse met een grote mand vol groenten en fruiten. Hij had zijn karretje met zijn baby achter mij laten staan. Het was een hip karretje met van die grote wielen, zo’n karretje als je wel eens ziet in de etalage van een geboortewinkel. Het baby’tje was helemaal bedekt met een beige kap. Dus eigenlijk kon je niet zo goed zien of er een baby in lag of een boodschappentas van de Albert Heijn.
‘Kun je hier pinnen?’ vroeg de grote Hollandse man aan mijn Kurdische groenteman.
Helaas niet. Hij zou om de hoek moeten gaan pinnen. De grote Hollandse man wees naar zijn karretje en vroeg of hij dat daar eventjes kon laten staan terwijl hij ging pinnen.
‘Natuurlijk meneer. We zorgen wel voor hem’.
Toen keek ik achterom en probeerde door het luikje in de beige kap te kijken of het om een baby ging of een boodschappentas van de Albert Heijn.
‘Ja hoor. Je kunt hem meenemen. Ik zal niet tegen hem zegen dat jij het bent geweest,’ zei de Kurdische groenteman met het valse gebit, ‘als jij me daarna wat geld van de afkoopsom geef, zal ik het niet verklappen’.
Ik ben er zeker van dat zijn gebit vals is. Alle tanden staan gewoon te dicht bij elkaar, te recht, te perfect.